Dag 3
Ik was vroeg wakker en toen ik naar buiten keek, bleek het prachtig weer te zijn. Ik had voor vandaag het plan opgevat om naar het noorden, naar Båtsfjord, te gaan en aangezien dat natuurlijk een stukje rijden is, zat ik na een vroeg ontbijt in de auto, dit keer richting het westen. Net toen ik de Jakobselva gepasseerd was, moest ik alweer stoppen. Aan de rechterkant van de weg zag ik een (rode)Vos weglopen met een Sneeuwhaas in zijn bek. Om snel te zijn om dit tafereel vast te leggen, schoot ik eerst een paar foto’s vanuit de auto. Daarna ben ik vlug uitgestapt en kon nog net een paar foto’s maken voordat de Vos het struikgewas in verdween. Dat was nog eens een ander begin!
Mijn volgende stop was niet ver voor Nesseby en was een plek waar Anders me in 2022 op gewezen had toen we een dag samen op pad waren geweest. Het is het punt waar de rivier de Berkebyelva uitmondt in het Sáltejávri (zoutmeer in het Samen) nét voordat het overgaat in het Suovvejohgohppi in het Varangerfjord. Aan de landzijde zitten veel verschillende soorten Meeuwen zich vaak te wassen en aan de Fjordzijde kun je Strandlopertjes vinden. Na de groep Meeuwen te hebben bekeken, bleek dat er Zilver-, Storm- en Grote Mantelmeeuwen waren. Ik heb ze allemaal kunnen “kieken” en ben daarna naar de Fjordkant gegaan maar daar bleken helaas geen Strand- of Steltlopertjes te zitten. Ik ben toen doorgereden naar Nesseby om bij het kerkje het wad af te zoeken of ze daar misschien te vinden waren. Ik zag alleen 2 Zeearenden (ook mooi!) in de verte langs de rand van het wad en omdat ik nog een hele rit voor me had, heb ik niet verder gezocht en ben doorgereden naar Varangerbotn en vandaar naar Tanabru.
Ik blijf de weg parallel aan de Tanaelva schitterend vinden, liefelijk bijna, maar ook ruig. Zeker vanaf het picknickplaatsje vind ik het uitzicht schitterend met uitzicht over de rivier en bergen in de verte. Dat uitzicht is nog mooier vanaf Høyholmen en toen ik bij de afslag aankwam ben ik deze ingeslagen om van het landschap te genieten en te kijken of er nu misschien meer te zien was dan vorig jaar. Ik werd begroet door een Graspieper op een paaltje waarop aangegeven stond dat ik me in het Tanamunningen Naturreservat bevond. Misschien dat daarom niet te veel werk aan het weggetje gedaan wordt, want ook nu weer leek het een wasbord waar ik overheen moest. Het was zo hevig rammelen en schudden dat ik bang was dat de auto uit elkaar zou vallen en gelukkig kon ik even stoppen voor een Temmincks Strandloper, de enige Strandloper die ik in gehele gebied zag. Ik ben weer verder gehotseklotst en kwam toch nog helemaal heel aan bij het einde van de weg. Op het strand zag ik alleen een Witte Kwikstaart. “Alleen” zeg ik met alle eerbied: zoals ik al wel vaker heb beschreven, heb ik respect voor de Witte Kwikstaart. Deze vogels kom ik echt overal tegen, van noord naar zuid (Europa), en zorgen ervoor dat ik altijd wel met íets thuiskom. Toen ik zo bezig was de Kwikstaart vast te leggen en om heen keek of er misschien nog meer te zien was, zag ik in de verte een auto aankomen. Deze chauffeur had er goed de vaart inzitten en ik vroeg me af hoe het kwam dat z’n auto nog heel was. Toch leek het goed te gaan, ondanks z’n snelheid, en ik bedacht dat dat misschien juist de truc was: gewoon vlot over dat wasbord heen om het ergste rammelen tegen te gaan. Aangezien er toch niet zo heel veel leek te zitten, heb ik de auto gekeerd en ben weer vertrokken. Ik ben steeds iets harder gaan rijden en het leek inderdaad te werken: ik moest goed oppassen voor de grotere kuilen, maar verder reed het een stuk gelijkmatiger. Aan het einde van de weg sloeg ik linksaf, richting Austertana en richting de hoogvlakte, maar eerst goed opletten of ik de Sperweruil weer zou kunnen vinden…
Net als de Velduil vond ik geen Sperweruil. Het slechte muizenjaar bleek ook voor deze soort door te werken. Hierdoor ging de rit natuurlijk wel sneller en begon de weg al snel te stijgen en maakte op het hoogste punt een flauwe bocht waarna het uitzicht over de hoogvlakte zich opende. Op het moment dat ik dit punt bereik, ga ik altijd langzamer rijden, ramen open en goed om me heen kijken en luisteren om maar niks te missen. Toen ik met Anders hierheen was geweest, vond hij al heel snel Strandleeuweriken, wat mij tot nu toch nog steeds niet gelukt was. Misschien deze keer… Op het eerste gedeelte zag ik niks, ondanks dat alle zintuigen aanstonden. Op een lager punt naast een camperplek waar ook een camper stond, was een bosje van Wilgen die met hun voeten in het smeltwater stonden. Ik hoorde daar 2, inmiddels voor mij niet meer onbekende zangers. Een Blauwborst zat er volop te zingen en ik hoorde ook een Koperwiek zijn best doen boven het gekabbel van het water uit te komen. Omdat de camper precies op de meest gunstige plek stond, lukte het me helaas niet om zicht te krijgen op 1 van beide zangers. Ik ben daarom weer verder gereden, maar zag al snel in m’n spiegel dat de camper ging vertrekken. En tja, als een Blauwborst misschien te fotograferen is, moet je dat eigenlijk wel proberen. Ik ben dus weer gedraaid en op het moment dat ik de stopplek opreed, reed de camper er vanaf. Ik had vrij baan! De Blauwborst leek ondertussen vertrokken, maar de Koperwiek liet zich nog wel even zien. Ik heb even staan wachten of de Blauwborst terug wilde komen, maar na zo’n kwartier stilte ben ik maar weer verder gegaan. Na een kleine 5 minuten zag ik eindelijk iets in de berm van de weg. Er scharrelde een Moerassneeuwhoen rond en liet zich nog vastleggen ook. Toch weer een heel leuke soort om mee naar huis te nemen. Na weer 5 minuten rijden hoorde ik opnieuw een Blauwborst zingen. Deze bleef wel zitten toen ik stopte, maar dat kwam waarschijnlijk omdat onze afstand nogal ruim was. Na weer wat verder gereden te zijn, zag ik een groepje Rendieren staan. Omdat dit zo’n mooi, noordelijke gezicht is, vond ik het de moeite waard om te stoppen en kon ik deze bijzondere dieren vastleggen in de sneeuw. Aan de andere kant van de weg hoorde ik het typische “Sijsjes” geluid en bleken er 2 Barmsijzen in de struikjes langs de kant van de weg aan het foerageren te zijn. Daarna werd ik niet meer opgehouden en kon doorrijden tot aan de Geatnjajávri. Hier stop ik altijd even om te zien of er misschien iets interessants te zien is, maar zeker ook om even van het uitzicht en de stilte te genieten. Het uitzicht was er wel, de stilte niet. Ook op deze plek stonden campers en ik ben dus ook maar naar de overkant van de weg gegaan om te kijken wat er daar op het water misschien iets te zien zou zijn. En dat was er! Heel in de verte zag ik iets zwemmen wat onmiskenbaar een Duiker moest zijn. Door de afstand en het harde licht (waar ik de hele dag al last van had) zag ik alleen contouren maar geen kleuren. Ik bedacht om elke keer als ze zouden duiken, ik een stukje dichter naar de kant zou kunnen gaan om beter zicht te krijgen. En zo heb ik het ook gedaan en bleek al vrij snel dat het om een Parelduiker ging! Absoluut 1 van mijn favorieten! En toen ik er zo’n tijdje naar zat te kijken, bleek dat het om koppeltje ging. Nog beter! Toen ik dacht genoeg foto’s te hebben en de dieren ook niet dichterbij leken te komen, ben ik weer verder gegaan. Nog 1 heuvel over en dan ben je bij Gednje en hier kun je ook wat tijd spenderen…
De eerste die ik wist vast te leggen bij Gednje was een Bosruiter die net een dikke larve ving. Daarna volgde er nog een IJseend, enkele Kemphanen en een Wilde Zwaan, maar echt lekker ging het niet. Het dramatisch harde licht maakte het fotograferen heel lastig, zeker omdat ik daardoor maar 1 kant op kon kijken. Wat nog wel leuk was, was dat ook hier Blauwborstjes aan het zingen waren. De eerste kon ik vastleggen op een oerlelijke draad, voor de andere heb ik een tijd staan posten bij wat struiken waar hij in eerste instantie ver weg van bleef. Hij zat me toe te zingen vanaf een heuveltje aan de oever en leek af en toe wat dichterbij te komen, om er vervolgens snel weer vandoor te gaan. Maar heel af en toe kwam hij in de struikjes zitten en kon ik hem daarin van dichterbij, helaas niet zingend, vastleggen.
Nadat ik dacht voldoende tijd bij dit gedeelte van Gednje te hebben besteed, ben ik doorgereden over de 890 richting Berlevåg. Na zo’n 4km is er aan de rechterkant een stopplaats waar ik altijd de auto keer en waar ik verschillende keren ook even ben gaan zitten langs de rivier de Getnjejohka waar ik bijvoorbeeld mijn eerste Bosruiter zag. Deze keer ben er alleen gedraaid maar kon vanuit de auto nog wel een Tapuit (op heel grote afstand) en een Witte Kwikstaart vastleggen.
Weer terug bij Gednje had ik eigenlijk de intentie snel linksaf te slaan, de 891 op, en richting Båtsfjord te rijden. Van vorig jaar wist ik nog wel een paar plekken die de moeite waard zouden kunnen zijn om even halt te houden, dus moest ik niet te veel tijd verliezen. Maar ja… Op het moment dat ik even stil hield om snel het water over te kijken, kwamen er Kemphanen aanvliegen die niet ver van me vandaan landden en vlak daarna het met elkaar aan de stok kregen. Ik heb gezien dat vogelaars en fotografen speciaal voor dit spektakel naar Varanger komen en ondanks dat het zeker niet mijn doel is, heb ik wel een serie foto’s gemaakt van zo’n gevecht. En daarvoor hoefde ik niet eens in een tentje ergens bij een meer in Komagvær te gaan staan! Nadat de vechtersbazen weer vertrokken waren kon ik eindelijk mijn weg vervolgen en ben ik linksaf geslagen de 891 op.
Na een half uur rustig rijden om vooral geen Strandleeuweriken of Sneeuwgorzen te missen, zag ik een bewegende, witte gedaante die ik meteen herkende als een Alpensneeuwhoen. Ik ben de auto uitgestapt en voorzichtig een klein stukje langs het talud naar beneden geschoven om de vogel van iets dichterbij te kunnen vastleggen. Of het tegen mij, of tegen een voor mij onzichtbare tegenstander was, weet ik niet, maar het beestje was continue zijn heerlijke kenmerkende geluid aan het maken. Ondanks het felle licht kreeg ik hem best mooi op de foto en toen ik terug naar de auto wilde schuiven zag ik dat ik gadegeslagen werd door een koppeltje IJsgorzen. Na ook deze op de foto te hebben gezet, ben ik weer doorgereden en zag helaas op de plekken waar ik vorig jaar zulke mooie soorten gezien had nu helemaal niets. Zodoende kwam ik om 3 uur in de middag bij Båtsfjord aan waar ik natuurlijk eerst direct rechts ben afgeslagen om het Straumsnesvatnet af te speuren. Tussen de poetsende Meeuwen zag ik geen bijzonderheden, alleen Zilvermeeuwen, maar aan de overkant zag ik een groepje Brilduikers zwemmen. Weer een soort waar ik deze trip op gehoopt had en nu zwommen er zomaar 10 rond! De afstand naar de overkant was natuurlijk veel te groot om een beetje redelijke foto’s te maken (zeker in dit licht, had ik daar al iets over gezegd?) en daarom ben ik weer in de auto gestapt, heb hem ergens anders geparkeerd en ben langs de toegangsweg van Båtsfjord naar het meer gelopen om een beter zicht op de Eenden te krijgen. En dat lukte redelijk. Ze leken heel schuw en kwamen helaas niet even lekker dichterbij, maar vanaf hier kon ik toch nog redelijk foto’s maken. Een Fitisje wat in de bomen zat waar ik mij achter verscholen hield kon ik ook leuk op de foto krijgen, waarna ik weer naar de auto ben gegaan. In de zeekant van het Fjord, het Indrefjord, zat net als vorig jaar een koppel Roodkeelduikers. Snel ook hier foto’s van gemaakt waarna ik de weg terug weer begonnen ben. Het was inmiddels kwart voor 5 en ik had nog een heel stuk te gaan en waarschijnlijk nog wel enkele stops te maken…
En dat klopte. De eerste was al vrij snel omdat ik iets langs de weg zag. Zouden hier dan de Strandleeuweriken zitten? Maar nee: het bleken een Tapuit en Witte Kwikstaart te zijn. De tweede stop was na weer een half uur en dit keer weer voor een Alpensneeuwhoen. Als “bijvangst” kreeg ik ook weer een Tapuit en een melancholisch roepende Goudplevier hoog in de lucht. En de laatste stop niet ver voor Gednje was aan het Magistervatnet voor aan de linkerkant van de weg een Kleinste Jager en aan de rechterkant een actief zingende IJsgors. Het harde licht en thermiek maakten de foto van de IJsgors er niet beter op…
Bij Gednje heb ik eerst de Roodkeelduikers op de eerste plas aan de linkerkant gefotografeerd. Dit koppeltje lijkt hier elk jaar te zitten en ik heb ze de rust gegund omdat de zij weer op eieren leek te zitten. Dus ben ik snel wat verder gereden en heb me weer even kunnen vermaken met een groepje Kemphanen. Deze keer zaten ze vlak langs de weg en staken deze zelfs over als Kemphaan zonder kop… Toen een vrouwtje geen interesse leek te hebben in een zeer ijverig mannetje wat maar aan het buigen was, keek deze mij met een verwijtende blik aan alsof het aan mij lag dat ze verderliep. Nadat ik de auto weer gedraaid had en de rechterkant van de weg in de gaten aan het houden was, streek er een Kleinste Jager in het veld neer. Deze scharrelde wat rond zodat ik in de gelegenheid was daar ook een mooi plaatje van te schieten. Tot mijn grote vreugde ging hij al vrij snel op de wieken en ging op het bord zitten wat de richting naar Båtsfjord aangeeft. Hierdoor zat hij eigenlijk vlak voor me en kon ik, half uit het raampje hangend, hele mooie foto’s van hem maken. Nadat hij weer opgevlogen was en ik nog een foto van hem in vlucht kon maken, ben ik ook weer verder gegaan.
De terugweg ging vrij vlot en ik eindigde mijn verblijf op de hoogvlakte waar ik mee begonnen was: Parelduikers op het Geatnjajávri en een Moerassneeuwhoen langs de kant van de weg in het licht van een een steeds lager hangende zon. Hierna ben ik niet meer gestopt. Er zaten nog steeds geen Sperweruilen in Austertana en Velduilen kwam ik ook nergens meer tegen. Ik was iets na 9en terug en had er zo zo’n 12uur vogelen opzitten. En wat was het weer gaaf! Prachtige soorten gezien, oude bekenden die er goed voor gingen zitten en eindelijk Brilduikers, wat wil een vogelaar nog meer!?
Morgen weer een dag, heel benieuwd wat deze zal gaan brengen…